Tafsier

Tafsier

In tafsier lessen worden de soera’s van de Glorieuze Qur’aan, de primaire bron van de Islam, ayaat voor ayaat zo niet woord voor woord behandeld. Een alomvattende interpretatie zal de vele aspecten van uiteenlopende kennisgebieden in ogenschouw moeten nemen. Te denken valt aan Arabische grammatica en linguïstiek, jurisprudentie, context, geschiedenis en andere. Wellicht overbodig te constateren dat hiervoor universele kennis vereist is. Ibn Kathier zegt in de inleiding van zijn tafsier boeken: “Wanneer iemand naar de beste methoden van tafsier vraagt, dan antwoordden wij dat de meest correcte methode om de Qur’aan uit te leggen met de Qur’aan zelf is. Wat op een bepaalde plaats in de Qur’aan in algemene termen wordt vermeld, wordt gewoonlijk op een andere plaats uitgelegd. Vindt men dit niet gemakkelijk, dan zou men naar de Soenna moeten kijken, aangezien het doel ervan is om de Qur’aan uit te leggen en zijn betekenis te preciseren.”

 

Tafsier (Arabisch: تفسير) is binnen de islam de exegese en interpretatie van de Qur’aan. Een persoon die de tafsier schrijft, wordt een moefassier genoemd.
Tafsier richt zich op het Arabisch uit de tijd van Mohammed (vrede zij met Hem), grammaticale analyse en de volgorde en de aanleidingen waarop en waarna de Mekkaanse soerah’s en de Medinaanse soerah’s zich openbaarden.

Soerah “Het Geslacht van Imraan”:
“Hij is het, Die u het Boek heeft nedergezonden; er zijn ayaat in, die onoverdrachtelijk zijn die de grondslag vormen van het Boek en er zijn andere die zinnebeeldig zijn. Maar degenen in wier hart dwaling is, volgen die welke zinnebeeldig zijn en zoeken tweedracht en de verkeerde uitleg. En niemand kent de juiste uitleg dan God en degenen die vast gegrondvest zijn in kennis, die zeggen: “Wij geloven er in; het geheel is van onze Heer”; en niemand trekt er lering uit, dan zij, die begrip hebben.”

Vijf traditionele bronnen voor tafsier:

  1. De Qur’aan, volgens de islamitische traditie het woord van Allaah (ﷻ), is de hoogste vorm van tafsier: de Qur’aan bevat geen tegenstrijdigheden en is zelf de beste uitleg van de Qur’aan.
  2. De Ahaadieth (أحاديث  (meervoud), حديث (enkelvoud), ‘dat wat verteld wordt’), omdat Mohammed (ﷺ) vaak ayaat uitlegt.
  3. De verslagen van de Sahaabah (Metgezellen): wanneer in de Qur’aan en de Ahaadieth geen interpretatie voor een vers wordt gevonden, kan gebruik worden gemaakt van deze verslagen.
  4. De verslagen van de Taabi’un, de volgende generatie gelovigen die hebben geleerd van de Sahaabah, omdat ook hun commentaar kan leiden tot een beter inzicht voor de moefassir. Malikieten hechten met name waarde aan commentaren van Taabi’un die net als Malik ibn Anas in Medina woonden.
  5. Ratio: de andere vier bronnen in overweging nemende, kan een gekwalificeerde persoon de ratio gebruiken. Met name de vroege kaliefen worden met deze methode in verband gebracht.

Moslimgeleerden eisen van een exegeet dat hij of zij over kennis beschikt van:

– De wetenschap van de tafsier (Qur’aan exegese) gaat ervan uit dat de Heilige Qur’aan het woord is van Allaah (ﷻ). Het is de taak van de exegeten om de teksten in de Heilige Qur’aan zo volledig mogelijk uit te leggen, verhelderen en/of interpreteren.

– De tafsier van de Heilige Qur’aan kent verschillende methoden. Op de eerste plaats wordt binnen de grammatica-wetenschap de tekst volledig geanalyseerd. Er wordt geprobeerd de tekst zo goed mogelijk te duiden in de normen van het taalgebruik waarin het is geopenbaard. Dit heeft ertoe geleid tot de bestudering van de Arabische taal zoals die ten tijde van de Allaah’s Boodschapper in Mekka en Medina werden gebruikt. Voor vreemde termen en constructies maakt men gebruik van de pre-islamitische poëzie om daaruit parallellen aan te dragen.

– Verder wordt bij de tafsier geprobeerd van elke tekst en elk tekstfragment na te gaan wanneer het werd geopenbaard naar aanleiding van welke gebeurtenis (asbaab an noezoel). Allaah (ﷻ) heeft Zijn woorden niet zuiver op een willekeurig moment geopenbaard. Vaak kwamen de openbaringen naar aanleiding van vragen die aan Mohammed (ﷺ) werden gesteld, actuele gebeurtenissen binnen de moslimgemeenschap of andere omstandigheden. Gezien dit karakter van de openbaringen is het voor de exegeten van groot belang om de historische context te reconstrueren.

– Tot slot wordt ook gebruik gemaakt van de overleveringen (van de metgezellen) van Allaah’s Boodschapper om bepaalde teksten te kunnen interpreteren. Wanneer het verhalen of regels betrof uit de joodse of christelijke tradities, werd ook een beroep gedaan op joodse of christelijke geschriften.

– De grondlegger van de tafsier is Abdallah ibn Abbaas, de volle neef van Allaah’s Boodschapper. Hij was 15 jaar oud toen Mohammed (ﷺ) overleed. Ibn Abbaas heeft daarna ruim 50 jaar geleefd, waarin hij verschillende Ahaadieth verzamelde en een tafsier van de Heilige Qur’aan heeft samengesteld.

– Abu Ja’far Muhammad ibn Jarir at-Tabari (839-923) is de bekendste moefassir en legde zijn tafsier vast in een 39-delig werk, waarin hij onderscheid maakt tussen ayaat ‘s die voor eenieder te begrijpen waren, ayaat ‘s die alleen te begrijpen waren door de uitleg van Mohammed (ﷺ) en ayaat ‘s die alleen te begrijpen waren door Allaah (ﷻ).

Scroll naar boven