Nahw

Nahw

In de Arabische taal wordt een woord “Kalimah” genoemd. Het is belangrijk dat je weet hoe de naamwoorden (Ism), werkwoorden (Fi’l) en de hulpwerkwoorden en partikels (Harf) op een correcte manier onderling worden gebruikt. De klinkers van deze woorden veranderen door de manier waarop ze elkaar beïnvloeden. Door dit goed te beheersen kan men zich goed uitdrukken in het Arabisch en Arabische teksten juist interpreteren. De regels die voor deze wetenschap (Nahw) zijn opgesteld zijn nodig om de Arabische teksten te kunnen begrijpen en te interpreteren. Het Arabisch is een oude taal dat oorspronkelijk geen leestekens (harakahs) kende. De moslims hebben de eer gehad om de grammatica van het Arabisch te systematiseren, te codificeren en vast te leggen. Al in de eerste Islamitische eeuw liet de grondlegger hiervan, Sayyidunaa ‘Aliy, deze wetenschap vastleggen. Hij heeft onder andere grondregels opgesteld.

Er zijn drie soorten woorden:

  1. Naamwoorden, (Ism), die wat vertellen over “het genoemde” iets;
  2. Werkwoorden (Fi’l), die wat vertellen over de beweging/positie van dat “genoemde” iets;
  3. Alle andere woorden,voor en achterzetsels (Harf), zijn woorden die wat vertellen over iets dat noch een Ism noch een Fi’l is en op zichzelf niet te begrijpen zijn en pas een nuttige betekenis krijgen als deze samen met een Ism of Fi’l worden gebruikt.

De wetenschap die daardoor is ontstaan wordt gerekend tot de Aalaat-ul Idjtihaad ofwel de vereiste wetenschappen voor het kunnen beoefenen van Idjtihaad. Dat wil zeggen de uiterste intellectuele inspanning door een daartoe gekwalificeerde geleerde om de Heilige teksten (Qur’aan, Hadieth, enz.) te kunnen interpreteren en er regels en antwoorden van af te kunnen leiden. Idjtihaad kent zes gradaties als we de leek (Muqallid Mahd) niet meerekenen. De laagste graad van Idjtihaad bezit een Muftie.

Bij Nahw komt de indeling van het naamwoord naar onbepaald (Nakirah) en bepaald (Ma’rifah) aan de orde.
Onbepaald als het naar iets algemeens, onbepaalds verwijst, zoals naar een man. Dit kan elke man zijn en in het Arabisch gebruikt men dan meestal een tanwien. Twee veel voorkomende categorieën van het onbepaalde naamwoord zijn het zelfstandig naamwoord (Ism-uz-Zaat) ofwel een naamwoord dat een levend wezen of iets levenloos aanduidt en een bijvoeglijk naamwoord (Ism-us-Sifat) ofwel een naamwoord dat de eigenschap van iets weergeeft.

Bepaald als het naamwoord iets specifieks duidt zoals de naam van een persoon of naar de man. In het Arabisch gebruikt men dan “Al” behalve bij namen van mensen. Op deze manier worden categorieën van bepaalde naamwoorden onderverdeeld naar namen van personen, persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden, aanwijzende voornaamwoorden, betrekkelijke voornaamwoorden, aangesproken personen, naamwoorden die worden geduid met een bepaald lidwoord en mudaaf (zal in de lessen worden verklaard).
Naast indeling van woorden wordt er ook een indeling naar relaties tussen twee of meer woorden aangegeven (Tarkieb).

Een dergelijke samenstelling van woorden heet Murakkab en kent twee categorieën:

  1. Onvoltooide samenstelling (Murakkab Naaqis), waaruit geen boodschap of bericht kan worden gehaald;
  2. Voltooide samenstelling (Murakkab Taam), waaruit wel een boodschap of bericht kan worden begrepen.

Woordconstructies worden gebruikt om:

  1. een bezitsrelatie tussen beide woorden aan te duiden (haar, zijn, jouw, mijn);
  2. een verbondenheid tussen beide woorden aan te duiden (relatie tante, broer);
  3. eer en verhevenheid te verlenen aan iets of iemand (aan de moskee, Kaa’bah), ook wel Idaafat-ut Tashrief genoemd.

Hoe de harakahs moeten worden geplaatst voor welke naamwoorden en samenstellingen of woordconstructies daarvan wordt in de lessen nader uitgelegd. Bovenstaande schept slechts een beeld van wat u aan stof tijdens deze lessen krijgt aangeboden.

Scroll naar boven